Drie gevederde vrienden stapten op het ijs,
Thijs en André, de leider was Gijs
Gijs deed het voor en Thijs deed hem na,
André had moeite en brulde: Whoehaa!
Gijs riep naar achteren: Pas op voor de wakken!
Daar kun je zomaar door het ijs heen…Whoehaa!
Ze visten André snel uit het ijs
Die zat daar te bibberen tussen Thijs en Gijs
Oh, jongens, oh, jongens! Jammerde André
Ik ga toch liever een dagje naar zee!
Zeven dunne dametjes, dansten zij-aan-zij
Ze waren heel gelukkig, zo samen op een rij
De bloemen zwaaiden in hun haar, het was een heus ballet
Zeven dunne dametjes, wat hadden ze een pret
Na heel wat rondjes dansen viel de eerste neer
Die duwde toen de tweede en die de derde weer
De vierde raakte uit de maat, de vijfde uit balans
De zesde verloor haar evenwicht, de laatste had geen kans
Toen lagen zeven dametjes verbijsterd op de grond
Ze zijn maar snel naar huis gegaan, hun billen blauw en bont.
In het holst van een heldere nacht
Bouwden drie muisjes fluisterzacht
Van blokjes kaas een hoge toren
En niemand kon ze horen
Hoog aan de hemel stond de maan
Die zag de muisjes naar boven toe gaan
Terwijl ze daar boven stonden te juichen
Viel de toren in duigen.
Een jong stel flamingo’s uit Assen
Die wilden hun kleintjes verrassen
Ze spanden een lijn
Gewoon voor de gein
En soms viel er één in de plassen
Poes Minet die trotse meid
Ging met haar kleintjes op pad
Ze stapten keurig in de maat
Een mooie optocht was dat
Vier kleine vogeltjes
Zaten hoog en droog op een lijn
Bekeken die grappige optocht
Eén dook omlaag voor de gein
Hij trok één haar uit het staartje
Het staartje van katertje Bob
Die keek heel sluw naar die deugniet
“Als ik groot ben eet ik je op!”
Vier vrolijke vogeltjes
De lente in de kop
Wapperden hun veertjes
Ze wilden hogerop
En door dat druistig wapperen
Zo sierlijk, zonneklaar
Verscheen een schattig stapeltje
Vier vogeltjes op elkaar
Buiten op het dorpspleintje
Speelde muisje Trui met Trijntje
Trijntje stapte in het rond
Trui schreef cijfers op de grond
Kleine Miep ging heen en weer
Tussen de bloesem van de peer
Tot moeder galmde: Muisjes! Eten!
Ze waren glad de tijd vergeten.
Er was eens een kat
Die altijd wat had
Hij brandde zijn neusje
Viel op zijn gat
Dat was Karel de zwarte kat
Een akelig ongeluk
Het stond in de krant
Een lap op zijn kontje
Z’n staart in ’t verband
Karel in de lappenmand
Als Karel ging spelen
Werd dat een flater
Z’n velletje stuk
En weer even later
Was Karel een heuse lapjeskater
(Nog geen illustratie bij gemaakt…)
Het kleine heksje Lieverlee
die heeft de pest aan rekenen.
Ook taal is niet haar favoriet,
laat Lieverlee maar tekenen.
Daar pakt ze al haar tekendoos
en een helder wit papier.
Ze tekent er een poesje op
het is een prachtig dier.
Heks Lieverlee gaat toveren,
van je hokus-pokus-pas.
Op tafel staat een echte poes,
een heel bijzonder ras.
Het heksje zoekt haar moeder op
ze laat het poesje zien.
Die gooit haar hoed hoog in de lucht.
En roept: Jij krijgt een 10!
(Nog geen illustratie bij gemaakt…)
Heks Turillo, heks Turillo,
Met je mooie toverhoed.
Heks Turillo, heks Turillo,
toveren – dat kan je goed.
Met je nieuwe toverstafje
En een gekke toverspreuk:
Harre mirillo, harre miratje
Michelle heeft op haar neus een wratje!
Harre mirillo, harre miroetsie
Michelle’s wratje is weer foetsie
Harre mirillo, harre mirinder
Betover Lucas in een vlinder
Harre mirillo, harre mironge
Lucas is weer een gewone jongen.